Vier Mythes Over Geluk

De meeste verhalen eindigen met: "en ze leefden nog lang en gelukkig." Maar het zijn niet alleen sprookjes die eindigen met een happy end. Denk maar aan Hollywoodfilms: bijna altijd winnen de helden, overwint de liefde alles, en verslaat de hoofdpersoon de slechterik. Hetzelfde geldt voor veel populaire boeken, series en tv-programma's.
Waarom houden we zo van die gelukkige eindes? Misschien omdat we van jongs af aan leren dat het leven zo zou moeten zijn: vol plezier, vreugde en tevredenheid, met een perfect einde. Maar als je eerlijk bent, hoe vaak klopt dat beeld met wat je in het echte leven ervaart? Is het idee van een constant gelukkig leven überhaupt realistisch?
De waarheid is dat deze verwachtingen vaak niet stroken met de werkelijkheid. We leven in een samenleving die geluk op een voetstuk plaatst. Daarbij worden we vaak geconfronteerd met het idee dat we iets verkeerd doen als we niet voortdurend gelukkig zijn. Dit kan leiden tot frustratie en zelfs het gevoel dat er iets mis is met ons.
Er zijn bepaalde overtuigingen over geluk die ons hierbij tegenwerken. Deze mythes kunnen het moeilijker maken om een authentiek en betekenisvol leven te leiden. Door deze mythes te herkennen en kritisch te bekijken, kun je ruimte creëren voor een realistischer en misschien wel bevredigender beeld van wat geluk eigenlijk inhoudt.
In dit blogartikel kijken we naar vier veelvoorkomende misvattingen (oftewel 'mythes') over geluk. Wat betekenen ze, en hoe kun je ze doorbreken om een evenwichtiger en waardevoller leven te leiden?
Eerste mythe: 'Geluk is de natuurlijke staat voor alle mensen'
Onze moderne samenleving voedt ons vaak met het idee dat mensen van nature gelukkig zijn. Geluk wordt voorgesteld als een soort standaardtoestand die alleen verstoord wordt door buitengewone omstandigheden. Maar statistieken en observaties uit het dagelijks leven vertellen een ander verhaal. Zo krijgt ongeveer één op de vijf volwassenen in zijn of haar leven te maken met depressie, en bijna een derde van de mensen ervaart op enig moment in hun leven een psychiatrische stoornis. Dit toont aan dat geluk verre van vanzelfsprekend is.
Daar komt nog bij dat er talloze andere vormen van lijden zijn die niet binnen medische definities vallen, maar wel diepe impact hebben: eenzaamheid, werkstress, relatieproblemen, een midlifecrisis, sociale uitsluiting, of een gebrek aan zingeving. Deze uitdagingen maken duidelijk dat een voortdurend gelukkige staat eerder de uitzondering is dan de norm. Toch vergelijken veel mensen zichzelf met een ideaalbeeld van anderen die, zo lijkt het, altijd gelukkig zijn. Dit zorgt er ironisch genoeg vaak voor dat men zich nog slechter voelt, omdat het gevoel ontstaat dat men "faalt" in gelukkig zijn.
Is 'constant' geluk mogelijk?
Dit idee dat geluk de standaard is, vindt zijn wortels in een lange geschiedenis van menselijk denken. Filosofen zoals Aristoteles hebben geluk weliswaar als een belangrijke levensdoelstelling beschreven, maar hun benadering was veel complexer. Aristoteles zag geluk niet als een constante staat van vreugde, maar als het resultaat van een deugdzaam leven – een leven waarin je leeft in overeenstemming met je waarden, je talenten benut en betekenisvolle relaties aangaat. Dit verschilt sterk van het moderne, vaak simplistische beeld waarin geluk wordt gezien als een aanhoudende staat van plezier en gemak.
Tweede mythe: 'Als je niet gelukkig bent, is er iets mis met je'
In onze westerse samenleving wordt mentale pijn vaak gezien als iets abnormaals, een teken dat er iets mis is met je. We worden overspoeld met boodschappen die ons doen geloven dat we altijd gelukkig zouden moeten zijn. Als dat niet zo is, lijkt het alsof er een defect is – alsof je zwak, gebroken of niet in staat bent om je leven "op orde" te krijgen.
Maar deze aanname berust op een misverstand. Lijden is geen teken van zwakte, maar een natuurlijk onderdeel van het menselijk bestaan. Het leven brengt nu eenmaal uitdagingen en pijn met zich mee. De stoïcijnse filosoof Epictetus benadrukte dat onze reactie op tegenslag veel belangrijker is dan de tegenslag zelf. Volgens hem hebben we geen controle over wat er gebeurt, maar wel over hoe we ermee omgaan. Het idee dat pijn ons automatisch diskwalificeert van een "goed" leven, is in strijd met de stoïcijnse filosofie: pijn hoort erbij en kan zelfs een bron van kracht en wijsheid zijn.
Het moderne idee dat we pijn koste wat het kost moeten vermijden, zorgt er vaak voor dat we onszelf veroordelen wanneer we moeilijke emoties ervaren. Maar wat als we pijn niet zien als een defect, maar als een natuurlijke en waardevolle ervaring? Het kan ons namelijk helpen om meer begrip te krijgen voor onszelf, voor anderen en voor het leven in het algemeen. De stoïcijnen geloofden dat het accepteren van pijn, in plaats van het te vermijden of ertegen te vechten, ons dichter bij innerlijke rust en veerkracht kan brengen.
In plaats van pijn te zien als een teken dat er iets mis is met je, zou je het kunnen beschouwen als een kans om te groeien. Zoals Epictetus zei: "Het is niet wat je overkomt, maar hoe je erop reageert dat je definieert." Vanuit dit perspectief is mentale pijn niet abnormaal of een tekortkoming, maar een natuurlijke en soms zelfs noodzakelijke stap.
Derde mythe: 'Om een beter leven te creëren, moeten we negatieve gevoelens volledig kwijt raken'
In onze "feelgood"-cultuur geloven we vaak dat negatieve gevoelens moeten worden geëlimineerd om ruimte te maken voor positieve emoties. Maar dat idee schiet tekort. Het leven dat we waardevol vinden – zoals een diepe relatie of een betekenisvol project – brengt onvermijdelijk zowel vreugde als ongemak met zich mee.
Neem bijvoorbeeld een langdurige relatie: naast liefde en geluk zijn er ook momenten van teleurstelling en frustratie. Of denk aan het nastreven van een ambitieus doel: het kan voldoening brengen, maar ook stress en onzekerheid. Het vermijden van negatieve gevoelens maakt het bijna onmogelijk om de dingen te doen die echt belangrijk zijn.
Filosoof Søren Kierkegaard (Begrebet Angest, 1844) benadrukt dat lijden en angst inherent zijn aan een zinvol leven. Volgens hem zijn deze gevoelens een teken dat je betrokken bent bij het leven en dat je keuzes maakt die ertoe doen. Een volledig "negatiefvrij" leven zou niet alleen onhaalbaar, maar ook leeg zijn.
Negatieve emoties hoeven dus niet weg, ze kunnen ons juist iets leren over wat we waarderen. Het omarmen van die gevoelens, in plaats van ze te bestrijden, opent de weg naar een rijker en betekenisvoller leven.
Vierde mythe: 'Je zou moeten kunnen controleren wat je denkt en voelt'
Veel zelfhulpboeken suggereren dat geluk afhangt van het volledig beheersen van je gedachten en gevoelens. Als je negatieve gedachten maar vervangt door positieve, zou alles goedkomen. Maar is dat realistisch? De waarheid is dat we maar beperkte controle hebben over onze innerlijke wereld.
Volgens het eerder vermelde stoïcijnse denken hebben we weinig invloed op wat ons overkomt of op onze spontane gedachten, maar wél op hoe we handelen. Het leven vraagt niet dat we onze gevoelens en gedachten onderdrukken, maar dat we leren omgaan met wat er is. Door onze acties te richten op wat echt belangrijk is, kunnen we betekenis en voldoening vinden, zelfs te midden van innerlijke onrust.
Negatieve gedachten en gevoelens verdwijnen niet door ze te bestrijden, maar door ze te accepteren als deel van de menselijke ervaring. Het is niet onze controle die bepaalt of we gelukkig zijn, maar hoe we reageren op wat buiten onze controle ligt.
In plaats van te vechten tegen wat zich in je hoofd afspeelt, kun je je richten op wat echt van waarde is. Controle is niet het doel; veerkracht en toewijding aan een betekenisvol leven zijn dat wel.